[De aankondiging]
In onze voorgaande studie hebben we gelezen over wat Jesaja, Daniel en andere profeten profeteerden over het komende koninkrijk.
In hun dagen werd er veel geprofeteerd over het komende koninkrijk.
We hebben gezien dat dit koninkrijk uit zou gaan van Jerusalem [Jes. 2] dat het een koninkrijk zou zijn dat in de dagen van de Romeinen zou ontstaan. (Dan. 2: 36- 44)
We hebben gezien dat dit koninkrijk zou ontstaan zonder mensenhanden, het zou alleen door Gods werk tot stand komen en dat het in eeuwigheid niet verloren zou gaan.
Het zou altijd blijven bestaan. [Dan. 2: 44]
Het zou altijd in God handen blijven. (1 Kor. 15: 24)
Het zou door Gods handen beginnen en door Hem altijd in handen gehouden worden en het zou nimmermeer verloren gaan.
In deze studie willen we kijken naar wat Johannes en Christus over dit koninkrijk zeiden.
We lezen van Johannes de woorden.
Mat 3:1 En in die dagen kwam Johannes de Doper, predikende in de woestijn van Judea,
Mat 3:2 En zeggende: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
Toen Johannes aangetreden was, werd er door hem gepredikt dat het koninkrijk in aantocht was. Het was niet ver weg.
Johannes was de voorbereider van Christus. Hij had een bediening om de harten van de mensen tot God te keren.
En dat is wat hij deed, hij vertelde de mensen over dit komende koninkrijk van God.
Dit komende koninkrijk was van Hemelse, van de Goddelijke hand, het zou door God zelf komen.
Vergelijk ook het evangelie van Markus waar dit koninkrijk der hemelen het koninkrijk van God genoemd word.
Wat we in deze dingen zien is dat waar Mattheus over het koninkrijk der hemelen spreekt, spreekt Markus over het koninkrijk van God, maar er word hetzelfde bedoeld.
We zien in deze dingen dat Mattheus hoofszakelijk aan een Joods publiek werd geschreven en Markus aan de volken.
Toen Johannes de Doper zijn bediening had op aarde was dit zijn prediking, de prediking van het komende koninkrijk der hemelen en het was nabij.
Hij was de wegvoorbereider van het werk van Christus en zo sprak hij over het komende koninkrijk.
Christus sprak zelf ook over dit komende koninkrijk. Nadat Johannes er over had gesproken werd het de beurt aan Christus om hierover te spreken.
En we lezen de woorden van Christus.
Mat 4:23 En Jezus omging geheel Galilea, lerende in hun synagogen en predikende het Evangelie des Koninkrijks, en genezende alle ziekte en alle kwale onder het volk.
Zo zien we de Christus die sprak over het “evangelie van het koninkrijk”. We zien hier dan in dat het koninkrijk in verschillende termen word uitgedrukt. Mattheus gebruikt de veelzeggende Joodse woorden “koninkrijk der hemelen”, maar Mattheus gebruikt ook “het evangelie van het koninkrijk”.
Beide zijn beschrijvingen van één en hetzelfde koninkrijk.
We lezen dan verder:
Markus 9: 1 En Hij zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat er sommigen zijn van degenen, die hier staan, die den dood niet zullen smaken, totdat zij zullen hebben gezien, dat het Koninkrijk Gods met kracht gekomen is.
Zo sprak Christus woorden dat het koninkrijk met kracht zou komen in de dagen van hen met wie Hij op dat moment sprak.
Dus we zien dat Christus voor Zijn dood tot een groep van mensen sprak en tegen hen zei dat sommigen van hen niet zouden sterven voordat ze het koninkrijk zouden gezien hebben met kracht. Het koninkrijk is gekomen met de dood en opstanding van Christus. (Hebr. 9: 15- 17)
Jezus begon zijn bediening om te vertellen dat het koninkrijk nabij was en eindigde Zijn bediening om te vertellen dat het zou komen in de dagen van hen met wie Hij sprak.
Dit zijn bijzondere woorden, want hieruit begrijpen we dat dit koninkrijk is gekomen net na de dagen dat Christus deze woorden in Markus sprak.
Mensen die vertellen en verkondigen dat dit koninkrijk nog moet komen hebben een andere leer dan de leer van de Bijbel.
Velen willen ons leren dat Christus nog een koninkrijk op gaat zetten in Jerusalem.
God verteld ons dat dit koninkrijk al opgezet is en het is gekomen in de dagen van hen die leefden in de tijd van Christus toen Hij de woorden sprak in Markus 9: 1.
Als we kijken naar het boek van Mattheus lezen we dat Christus ook Zijn Apostelen een bediening gaf om te prediken over het komende koninkrijk.
Mat 10:5 Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden, en hun bevel gegeven, zeggende: Gij zult niet heengaan op den weg der heidenen, en gij zult niet ingaan in enige stad der Samaritanen.
Mat 10:6 Maar gaat veel meer heen tot de verloren schapen van het huis Israels.
Mat 10:7 En heengaande predikt, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
Mat 10:8 Geneest de kranken; reinigt de melaatsen; wekt de doden op; werpt de duivelen uit. Gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet.
We lezen in deze woorden dat Christus Zijn disciplen een opdracht gaf.
In het negende hoofdstuk van Mattheus lezen we: “En Hij, de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen, die geen herder hebben. Toen zeide Hij tot Zijn discipelen: De oogst is wel groot; maar de arbeiders zijn weinige; Bidt dan den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote”. (Matt. 9: 36- 38)
Zo zien we dat Christus was gekomen om het evangelie van het koninkrijk te verkondigen. Toen Christus naar de schare zag werd hij bewogen. Want wat Hij zag was mensen die voortgejaagd waren als schapen zonder herder. (lees Ezechiel 34)
De herders van Israel hadden niet voor de schapen gezorgd, de schapen waren uitgeput.
Christus werd met ontferming bewogen toen Hij dit alles zag.
En Christus gaf een opdracht aan zijn discipelen, een opdracht om te verkondigen dat het koninkrijk der hemelen nabij was gekomen en om de mensen te genezen, ja zelfs mensen uit de doden op te wekken.
Zo zien we dat het verkondigen van het koninkrijk begonnen is met Johannes de Doper, daarna door Christus en daarna ook door de Apostelen als ambassadeurs van Christus.
Ook zin moesten het koninkrijk verkondigen.
In Mattheus 16 zien we dat Christus de twee, de gemeente en het koninkrijk, aan elkaar gaat verbinden.
Hier zien we ook de woorden gemeente en koninkrijk voor hetzelfde orgaan.
18 En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen.
19 Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen.
We lezen in deze woorden dat er een connectie bestaat tussen de gemeente en het koninkrijk.
Petrus zou de sleutels krijgen van dit koninkrijk.
Sleutels in de Bijbel heeft altijd te maken met het openen van macht.
Zo heeft Petrus de sleutels, de macht, van Christus gekregen om het koninkrijk te openen.
Petrus kreeg de sleutels van dit koninkrijk. Petrus was degene die alles mocht openen en hij is ook degene die dit doet in Handelingen 2.
In hoofdstuk 2 van Handelingen zien we dat Petrus een hoofdrol speelt in het begin van de gemeente.
We zien dan ook dat Christus speciale woorden spreekt aan Pilatus.
Joh 18:36 Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Indien Mijn Koninkrijk van deze wereld ware, zo zouden Mijn dienaren gestreden hebben, opdat Ik den Joden niet ware overgeleverd; maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier.
Christus geeft getuigenis aan Pilatus over het komende rijk. Dit rijk zou geen aards rijk zijn, maar een hemels rijk.
De Joden waren gewend aan aardse rijken, in Daniel lezen we over het Babylonische rijk, het rijk van de Meden en de Perzen, het rijk van de Grieken en van de Romeinen.
We hebben ook in onze vorige studie gezien dat God in de tijd van het rijk van de Romeinen Zijn koninkrijk zou gaan opzetten wat nooit meer verloren zou gaan.
Het zou ook niet zijn als alle vorige rijken, want die waren alllemaal van de aarde, maar het koninkrijk dat God zou gaan bevestigen was een hemels rijk
En dat is het rijk waar Christus over sprak met Pilatus.
En dat is het rijk wat door God gesteld is en Christus is koning gemaakt over dit rijk.
(Matt. 28: 18- 20; Fill. 2: 9- 11)
Christus is koning over het hemelse rijk en Hij is dit gemaakt door de Vader. (Psalm 2: 6)